1  Genesis 1: 1-5

1 Grammatica adhv Genesis 1


Open deze audio website om de verzen te beluisteren.

Genesis 1: 1

בְּרֵאשִׁ֖ית בָּרָ֣א אֱלֹהִ֑ים אֵ֥ת הַשָּׁמַ֖יִם וְאֵ֥ת הָאָֽרֶץ׃
  • voorzetsel בְ
  • werkwoordsvorm בָרָא – werkwoorden
    • verschillende zgn. stamformaties; meest voorkomend: qal
    • verschillende “tijden”; perfectum (pf) en imperfectum (ipf)
    • pf en impf kennen vervoeging naar getal en geslacht, 3e, 2e, 1e persoon, mannelijk, vrouwelijk; afgekort: 3ms, 3fs, 2ms, 2fs, 1cs, 3mp, 3fp, 2mp, 2fp, 1cp
    • pf-vormen hebben achtervoegsel (afformatief)
    • ipf-vormen hebben voorvoegsel (preformatief) en achtervoegsel
    • woordenboek geeft meestal de qal vorm van pf 3ms
    • een werkwoordsvorm in pf of ipf heeft niet een afzonderlijke persoonsvorm (ik, jij …) nodig, de vertaling wel
  • nota objecti אֶת soms אֵת
    • zie Vrolijk p.141 eerste alinea
  • lidwoord הַ wordt aan bijbehorende woord vastgeschreven
    • zie over lidwoord en klinkerverandering bij lidwoord lidwoord
    • Vrolijk p.74vv

Genesis 1: 2

וְהָאָ֗רֶץ הָיְתָ֥ה תֹ֨הוּ֙ וָבֹ֔הוּ וְחֹ֖שֶׁךְ עַל־פְּנֵ֣י תְה֑וֹם וְר֣וּחַ אֱלֹהִ֔ים מְרַחֶ֖פֶת עַל־פְּנֵ֥י הַמָּֽיִם׃
  • voegwoord וְ
    • klinker kan veranderen zie Vrolijk p.100–101
  • הָיְתָה
    • ww qal pf 3fs
  • עַל־פְּנֵי
    • over het (aan)gezicht van

Genesis 1: 3

וַיֹּ֥אמֶר אֱלֹהִ֖ים יְהִ֣י א֑וֹר וַֽיְהִי־אֽוֹר׃
  • vaak wordt een pf- of ipf-vorm van een ww voorafgegaan door וְ
    • perfectum consicutivum (pfc) of ‘weqatal’; Vrolijk p. 169-170
    • imperfectum consicutivum (ipfc) of ‘narrativus’; Vrolijk p. 177-178
  • וַיֹּ֥אמֶר
    • qal ipfc 3ms van heel veel voorkomende ww אָמַר , zeggen
    • preformatief ipf 3ms: י
    • vertaling: en (hij) zei – יְהִ֣י – zgn jussivus vorm van ww היה – bijzondere vorm van ipf; drukt wens uit; vertaling in eerste instantie met aanvoegende wijs
    • zie Vrolijk p. 176, paragraaf Jussivus
    • zie evt. ook Gesenius
    • hier: “er zij licht” of “laat er licht zijn”
  • וַֽיְהִי
    • qal impc 3ms van onregelmatig ww היה
    • komt heel veel voor in de bijbel
    • vertaling: ‘en het geschiedde’, ‘en het was’, ‘en hij was’, …

Genesis 1: 4

וַיַּ֧רְא אֱלֹהִ֛ים אֶת־הָא֖וֹר כִּי־ ט֑וֹב וַיַּבְדֵּ֣ל אֱלֹהִ֔ים בֵּ֥ין הָא֖וֹר וּבֵ֥ין הַחֹֽשֶׁךְ׃
  • וַיַּ֧רְא
    • qal ipfc 3ms van onregelmatig ww רָאָה, zien
    • vertaling ‘en hij zag’
  • כִּי־ ט֑וֹב
    • nominale zin, d.i. zin zonder werkwoord
    • letterlijk ‘dat goed’
  • וַיַּבְדֵּ֣ל
    • hif’il ipfc 3ms van בָּדַל
    • betekenis in hif’il: scheiden, scheiding maken, afzonderen
    • stamformatie hif’il: causaal (oorzakelijk) actief
      • vb. קעל doden, hif’il: laten doden
      • vb. מלך koning zijn, hif’il: koning maken

Genesis 1: 5

וַיִּקְרָ֨א אֱלֹהִ֤ים לָאוֹר֙ י֔וֹם וְלַחֹ֖שֶׁךְ קָ֣רָא לָ֑יְלָה וַֽיְהִי־עֶ֥רֶב וַֽיְהִי־בֹ֖קֶר י֥וֹם אֶחָֽד׃
  • וַיִּקְרָ֨א
    • qal ipfc 3ms קרא roepen; met לְ noemen
  • קָ֣רָא
    • qal pf 3ms קרא
  • אֶחָֽד hoofdtelwoord één; wordt ook als rangtelwoord gebruikt: eerste
    • overzicht telwoorden één tot en met tien: Vrolijk p.143-144